Kies de juiste vorm (savoir of connaître):
Il est curieux que vous ne ........ pas cette ville extraordinaire...

savoir = kunnen (van iets dat je hebt geleerd), weten (in de zin van: kennis hebben van)
connaître = kennen (in de zin van: weten dat het bestaat of een persoon kennen)
Het is hier 'connaître' omdat het gaat over weten dat iets bestaat.
'Il est curieux que' wordt gevolgd door een subjonctif (aanvoegende wijs).
"curieux betekent zowel 'nieuwsgierig' als 'vreemd'.
'Connaissiez' en 'sachiez' zijn subjonctifs.
'Connaissez' en 'savez' zijn tegenwoordige tijden.
C'est toujours la même rengaine: chez qui va-t-on passer Noël? Chez tes parents ou chez les miens?
Wat betekent de dikgedrukte zin?
Dans un certain nombre de pays africains le français est ........ (de voertaal) .
Het gaat hier om nuanceverschillen. De voertaal is de taal die bij een ontmoeting of vergadering door alle betrokkenen gesproken wordt. Dat is dus iets anders dan de gangbare of dagelijkse taal.
Courant = gangbaar.
La langue courante= la langue qu'on parle couramment
Élémentaire = simpel, basaal.
Quotidien = dagelijks.
'Een appeltje voor de dorst bewaren' is ........