03 JUN (klik op een pijltje om naar een andere datum te bladeren)
De deelnemers op niveau 1 hebben de test van 03-06-2025 zo ingevuld:
(Wat doen zij?)
Qu'est-ce qu'ils ........ ?
font vont sont ont
ils ont = zij hebben; komt van het werkwoord 'avoir'. ils sont = zij zijn; komt van het werkwoord 'être'. ils vont = zij gaan; komt van het werkwoord 'aller'.
Après six mois de cours uniquement, elle ........ français couramment.
parle parles parlons
'parle' gebruik je bij 'je' en 'il/elle/on'. 'parles' gebruik je bij 'tu',je spreekt het wel op dezelfde manier uit. 'parlons' gebruik je bij de nous-vorm: nous parlons néerlandais = wij spreken Nederlands.
Een massageset Een koffertje voor een muziekinstrument Een beautyset Een snorkelsetje
Un masque et un tuba = een masker en snorkel Le nécessaire pour le massage = een massageset Un ensemble de beauté = een beauty set Une mallette d’un instrument de musique = een koffertje voor een muziekinstrument