MOB-versie | Naar grote versie



lidwoord samen met à / de

Lidwoord met 'à' en 'de'

 

à + lidwoord

Het komt voor dat het lidwoord wordt vooraf gegaan door 'à' (= aan / naar)

Het lidwoord verandert dan bij 'le' en 'les':

 

à + le au
à + la = à la
à + l' = à l'
à + les   aux

 

Voorbeelden:

  • Je vais au garage.
    Ik ga naar de garage.
           
  • Elle va à la maison.
    Zij gaat naar huis.
        
  • Nous allons à l'hôtel.
    We gaan naar het hotel.
          
  • Ils vont aux États-Unis.
    Zij gaan naar de Verenigde Staten.

de + lidwoord 

Het komt ook voor dat het lidwoord wordt vooraf gegaan door 'de' (= van).

Het lidwoord verandert dan bij 'le' en 'les':

 

de + le = du
de + la = de la
de + l' = de l'
de + les = des

 

Voorbeelden:

  • La porte du grenier.
    De deur van de zolder.
          
  • La clé de la porte.
    De sleutel van de deur.
          
  • La cour de l'école.
    Het plein van de school.
          
  • Les feuilles des arbres.
    De bladeren van de bomen.