(De bakker sluit zijn zaak.)
Le boulanger ........ son magasin.
(Wij zijn bij de Sacré Cœur.)
........ au Sacré-Cœur.
(Is dit jouw schrift?)
C'est ........ cahier?
Cette jeune fille habite dans un pavillon.
Waar woont dit meisje ?
Home
Instellingen
Dagelijkse test
Zelfstandig naamwoord
werkwoorden
Bijvoeglijk naamwoord
Voorzetsels
Structuurwoorden
Lidwoorden
Getallen
Voornaamwoorden
Weetwoorden
Spreken
Diversen
Over deze website