(Sophie en Pauline gaan met de bus naar school.)
Sophie et Pauline ........ à l'école en bus.
Les feuilles ........ arbres sont tombées maintenant.
Wordt in de volgende zin de 't' van 'sont' uitgesproken?
(Met hoeveel zijn zij?)
Combien sont-ils?
Het meervoud van 'le journal' is ........ .