MOB-versie | Naar grote versie



persoonlijk vnw. (lijdend voorw.)

Als het persoonlijk voornaamwoord lijdend voorwerp is, dan gebruik je:

 

me/m'    mij
te/t' jou
le/l' hem
la/l' haar
nous ons
vous jullie/u
les hen (m/v) 

 

Bijvoorbeeld:

  • Il me frappe.
    Hij slaat me.
  • Je la connais.
    Ik ken haar.
  • Tu le vois?
    Zie je hem?
  • Vous les connaissez?
    Kennen jullie hen?

Waar zet je deze voornaamwoorden in de zin?

Ze staan voor een vervoegde werkwoordvorm (persoonsvorm) of voor een heel werkwoord.

Bijvoorbeeld:

  • Je n'envoie pas les photos.
    Je ne les envoie pas
    Ik stuur ze niet.
  • Les photos, tu les as regardées?
    De foto's, heb je ze bekeken?
  • La nature? Il faut la protéger.
    De natuur? Je moet haar beschermen. 

UITZONDERINGEN:
Bij de werkwoorden faire, laisser, entendre, voir, envoyer, regarder, écouter en sentir (FLEVERES),gevolgd door een infinitief (het hele werkwoord) staat het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp vóór de vorm van de genoemde werkwoorden. 
Bij andere werkwoorden komt het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp vlak voor de infinitief (hele werkwoord): Il veut la voir, il préfère la regarder.  

SPECIAAL:

Wanneer er meerdere persoonlijk voornaamwoorden in een zin voorkomen is de volgende volgorde verpicht:

 

me

te

se

nous

vous

le

la

les

lui

leur

y

en


 

Er is een eenvoudige regel die in standaardzinnen opgaat: 

'lui' (mannelijk en vrouwelijk) en 'leur' staan altijd direct voor het werkwoord. De anderen (me / te / se / nous/ vous) staan direct achter het onderwerp of na 'ne' als er een ontkenning in de zin staat.