MOB-versie | Naar grote versie



persoonlijk vnw. (meewerkend voorw.)

Als het persoonlijk voornaamwoord meewerkend voornaamwoord is, gebruik je:

 

me/m'    mij
te/t' jou
lui hem/haar
nous ons
vous jullie/u
leur hun (m/v)

 

Bijvoorbeeld:

  • Il m'envoie des textos.
    Hij stuurt me sms'jes.
  • Tu lui donnes un cadeau.
    Jij geeft haar/hem een cadeau.
  • Le prof leur parle de leurs notes.
    De leraar praat met hen over hun cijfers.

Waar zet je deze voornaamwoorden in de zin?

Vóór de vervoegde werkwoordvorm (persoonsvorm) of voor het hele werkwoord.

Bijvoorbeeld:

  • Il nous a envoyé des cartes postales.
    Hij heeft ons ansichtkaarten gestuurd.
  • Nous allons leur dire la vérité.
    Wij gaan hen de waarheid zeggen.

Wanneer er meerdere persoonlijk voornaamwoorden in een stellende zin voorkomen is de volgende volgorde verpicht:

 

me

te

se

nous

vous

 le

la

les

lui

leur

y

en

 

Er is een eenvoudige regel die in standaardzinnen opgaat: 

'lui' (mannelijk en vrouwelijk) en 'leur' staan altijd direct voor het werkwoord. De anderen (me / te / se / nous/ vous) staan direct achter het onderwerp of na 'ne' als er een ontkenning in de zin staat.

 

Wanneer er een voorzetsel staat voor het meewerkend voorwerp, of wanneer de volgorde is omgedraaid, veranderen er enkele:

'me' wordt 'moi' - donne-le-moi

te wordt toi - j'ai pensé à toi

leur wordt eux - donne-le à eux